“Cassatie schept duidelijkheid over inbrengen privé-uitgaven in vennootschap”
Aankopen moeten voortaan in het voordeel zijn van vennootschap volgens fiscale experts van Wolters Kluwer België
28 oktober 2019
Een analyse van twee recente arresten van het Hof van Cassatie door de fiscale experts van Wolters Kluwer toont aan dat niet langer alle aankopen als beroepskosten kunnen worden ingebracht in een vennootschap. “Een aankoop moet volgens het Hof in het voordeel van de vennootschap zijn, wat belangrijk is voor bedrijfsleiders die bijvoorbeeld hun appartement of woning aan de kust in hun vennootschap steken om fiscale redenen”, vertelt Koen Janssens, auteur van Fiscale Actualiteit bij Wolters Kluwer België.
Na een verrassende uitspraak van het Hof van Cassatie in 2015 die stelde dat vennootschappen alle beroepskosten, ook diegene die niets met de beroepsactiviteiten te maken leken te hebben, mochten inbrengen in hun belastingaangifte, ontstond er heel wat verwarring in de fiscale wereld over wat nu exact kon of niet kon. Zo leek het er zelfs op dat een arts die een appartement aan zee kocht, maar er nooit patiënten zou ontvangen ook die aankoop in zijn vennootschap kon onderbrengen. “In de fiscale wereld gingen er plots allerlei verhalen de ronde van bedrijfsleiders die appartementen voor minnaressen zouden inbrengen of de juwelen die ze voor hun vrouw kochten ook als een beroepskost lieten inbrengen”, vertelt Koen Janssens, fiscaal expert bij Wolters Kluwer en auteur van Fiscale Actualiteit.
Twee recent arresten van het Hof van Cassatie brengen daar nu verandering en duidelijkheid in, leert een analyse van Fiscale Actualiteit. “In essentie voegt het Hof een bijkomend criterium toe dat duidelijkheid verschaft”, zegt Janssens. “Een aankoop moet in het voordeel van de vennootschap zijn. Die lijn is heel duidelijk en belangrijk voor bedrijfsleiders die bijvoorbeeld hun appartement of woning aan de kust in hun vennootschap steken om fiscale redenen. Wat ingebracht wordt als een beroepskost, moet een inkomen opleveren. Dat hoeft daarom niet onmiddellijk, maar als er ook op lange termijn geen winstperspectief is dan zijn de kosten niet meer aftrekbaar als beroepskost.”